Heiligen en devoten. Latijnse hagiografische handschriften in de Brabantse Windesheimpriorijen (1380-1550).

Publication date: 2010-09-29

Author:

Vermassen, Valerie
Goossens, Jean ; Verbeke, Werner

Keywords:

hagiography, Modern Devotion

Abstract:

Dit proefschrift concentreert zich op de hagiografische handschriften in zeven Brabantse Windesheimpriorijen (Korsendonk, Rooklooster, Zevenborren, Groenendaal, Sint-Maartensdal, Bethlehem en Bois-Seigneur-Isaac) tussen 1380 en 1550. De succesvolle stichting van deze religieuze gemeenschappen in de tweede helft van de veertiende eeuw, snel gevolgd door een tweede generatie priorijen, illustreert de grote nood aan een alternatief voor de laatmiddeleeuwse veruitwendigde, devotionele geloofsbeleving. In hun streven naar een verinnerlijkte, ‘hedendaagse’ devotie – devotio moderna – hadden de regulieren nood aan voorbeelden waaraan ze zich konden spiegelen om hun verinnerlijkte geloof te beleven. Deze exemplarische levens vonden ze zowel bij voorbeeldige huis- en ordegenoten, als bij universele en lokale heiligen. Dankzij vele overgeleverde handschriften van hagiografische aard uit kringen van moderne devoten kan men vaststellen dat de aanhangers van deze spirituele vernieuwingsbeweging opvallend veel belangstelling hadden voor hagiografie en als gevolg daarvan een groot aantal hagiografische handschriften geproduceerd hebben, zowel in het Latijn als in de volkstaal. Terwijl in het bestaande hagiografisch onderzoek in het kader van de Moderne Devotie de klemtoon doorgaans ligt op de volkstalige levensbeschrijvingen van en voor moderne devoten, worden hier de Latijnse hagiografische handschriften uit de Brabantse Windesheimpriorijen tegen het licht gehouden. In tegenstelling tot de reeds bestaande kloosterorden konden de Brabantse regulieren niet terugvallen op een monastieke handschriftelijke traditie. Ook op hagiografisch vlak dienden ze ex nihilo een eigen corpus samen te stellen door heiligenlevens te verwerven of te produceren. Dit onderzoek wil vanuit een analyse van de bewaarde hagiografische handschriften nagaan hoe zij hun verzamelingen opbouwden. Door het toespitsen van de aandacht op de hagiografische productie in de Brabantse priorijen wordt getracht inzicht te verwerven in de wijze waarop deze regulieren hun teksten verwierven, voor welke heiligen ze belangstelling hadden en hoe de uitwisseling van teksten binnen en buiten hun orde plaatsvond. De centrale vraag doorheen dit proefschrift is waarom in de late middeleeuwen de hagiografie in de Brabantse Windesheimpriorijen een bloei kende, terwijl deze in de oudere, traditionele religieuze orden terzelfdertijd een neergang doormaakte. Deze vraag lijkt te moeten worden beantwoord aan hand van de meervoudige functie van hagiografie in deze gemeenschappen. De voornaamste rol van hagiografische werken in de Brabantse Windesheimpriorijen, was ‘stichting’ (aedificatio). Net zoals in de vroege en volle middeleeuwen werden heiligenlevens hoofdzakelijk gelezen omwille van hun morele voorbeeldfunctie. Bij de Brabantse regulieren lijkt het educatieve en imitatieve aspect van deze levens echter ondergeschikt te zijn aan het beoogde meditatieve aspect. De tweede rol van de hagiografie in de priorijen is van commemoratieve aard (commemoratio), meerbepaald wanneer de levens van eigentijdse ordegenoten en medekanunniken beschreven worden, met de bedoeling om in de herinnering van latere generaties regulieren voort te leven. Tenslotte krijgt de hagiografie ook een patriottische rol wanneer hagiografische teksten gecombineerd worden met genealogische schema’s en fragmenten uit historiografische werken (identificatio). Het doel van deze mengvormen is de heiligheid van het Brabantse land en de Brabantse dynastie in de verf te zetten. Hagiografie werkt hier natievormend en identiteitsbevestigend nadat het hertogdom Brabant ophield zelfstandig te bestaan en opging in het Bourgondisch complex (1430). Het contrast met de rol van hagiografie in de vroege en volle middeleeuwen is groot. Van de legitimerende, moraliserende en imitatieve functies die hagiografische teksten toen hadden, blijft niet veel meer overeind in de laatmiddeleeuwse Brabantse Windesheimpriorijen. In tegenstelling tot de nieuwe devotionele rol die de laatmiddeleeuwse hagiografie op zich genomen had buiten de kloostermuren – heiligen die werkzaam waren als noodhelpers – vinden we in de Brabantse Windesheimpriorijen geen enkel spoor naar een persoonlijke verering van één of meerdere heiligen. Hagiografie blijft in dit regulierenmilieu in essentie stichtelijk-educatief, maar wordt ingeschakeld in de meditatieve praktijk, in de memoria-beleving en fungeert tenslotte als natieversterkend vehikel.