Coping with social change. Life strategies of workers in Poland after the end of state socialism.
Author:
Abstract:
Sociologische benaderingen van de postcommunistische transformatie, evenals onderzoek naar de arbeidersklasse vanuit cultureel perspectief, neigen ernaar arbeiders voor te stellen als passieve slachtoffers van sociale verandering, eerder dan als reflexieve sociale actoren. Meestal wordt er weinig aandacht besteed aan de wijze waarop individuele arbeiders omgaan met de transformaties van postcommunistische en kapitalistische systemen door gebruik te maken van de diverse middelen die zij ter beschikking hebben, van cultureel gevormde overtuigingen, en van hun capaciteit om op een reflexieve wijze hun levensproject te definiëren. Dit boek pakt deze lacune in het sociologisch begrijpen aan door de aanpassingsprocessen en de weerstand tegen structurele veranderingen in arbeidersklassemilieus te reconstrueren in één van de industriële regios van Polen (Silezië). Om de valkuilen in het bestaande onderzoek over agency in de arbeidersklasse aan te pakken, worden de beperkingen van het cultureel en structureel determinisme bevraagd, door een verklaring te bieden voor de diversiteit van de levensstrategieën van arbeiders in een situatie van radicale transitie naar kapitalisme in Polen. Op theoretisch vlak gaat dit onderzoek in op de spanning tussen de gestructureerde dimensie van levensstrategieën, zoals die worden gereflecteerd in de theorie over habitus (ethos) en middelen door Bourdieu (1984), and de reflexieve dimensie, zoals die door Archer (2007) is uitgewerkt in het kritisch-realistisch raamwerk. De centrale onderzoeksvraag was: wat is de impact van de segmentatie van arbeidersklassemilieus (in termen van middelen), van de vormen van collectieve ethos en van de individuele reflexiviteit, op het strategisch omgaan met sociale verandering, zoals dit door arbeiders veruitwendigd werd na het einde van het staatssocialisme? Omdat deze onderzoeksdoelstellingen nieuw zijn voor de context van postcommunistische transformatie in Polen, werd gekozen voor diepgaande kwalitatieve onderzoeksmethoden. Het empirisch onderzoek is ontwikkeld als een combinatie van de biografische benadering en de grounded theory methodologie (GTM). Gebruik makend van de techniek van biografische narratieve interviews (Schütze 1983), werden 166 interviews met arbeiders afgenomen. De informanten, die geselecteerd werden volgens de principes van theoretische steekproeftrekking, waren vrouwen en mannen van verschillende leeftijden, die manuele arbeid verrichtten in ondernemingen in Neder-Silezië, Opper-Silezië en Opele-Silezië, in de sectoren industrie, bouw en distributie. De analyse van hun levensverhalen volgde de standaard GTM-procedures van datacodering, memo-schrijven, en het opbouwen van een theoretisch begrip in een strikte verhouding met zowel empirische gegevens als de bestaande theoretische kennis (theoretische gevoeligheid). Drie bijkomende onderzoeksvragen werden geformuleerd in het gezamenlijke proces van data-analyse en theoretische uitwerking: (1) welke zijn de typische patronen van herinterpretatie van systeemverandering in de levensverhalen van arbeiders?; (2) in welke mate en hoe worden de levensstrategieën van arbeiders beïnvloed door de segmentatie van hun milieu en hun ethos, en in welke mate worden zij reflexief gemedieerd?; (3) wat is de impact van de interactie tussen de levensstrategieën van arbeiders enerzijds, en socio-culturele conditionering anderzijds, op institutionele veranderingen in Polen en Silezië? De analyse suggereert dat er zeer ambigue manieren bestaan bij arbeiders om systeemverandering te herinterpreteren. Behalve fatalisme en terugtrekking, brengt het onderzoek interpretatieve patronen aan het licht, die een niet-nostalgische visie op het verleden beklemtonen en die actieve inspanningen omvatten om te gaan met nieuwe marktcondities. Bij de thematische analyses van de ervaringen van arbeiders in de sfeer van arbeid evenals in hun persoonlijk leven, werden de dynamiek van middelen in de arbeidsklasse, de vormen van hun morele ethos, en de modi waarin zij over hun leven en sociale omgeving reflecteren (modi van reflexiviteit) geëxploreerd. Vervolgens werd een typologie van levensstrategieën geïdentificeerd, door twee continua van kenmerken met elkaar te kruisen: de dominante modus van reflexiviteit die de logica van het vertelde levensverhaal bepaalt (gemeenschapsgericht versus privaatgericht), en de dominante modus van structurering van levensstrategieën (structurerende agency versus gestructureerde afhankelijkheid). Het onderzoek leidde tot het besluit dat de afstand tussen de agency-gerichte levensstrategie (integreren en construeren) en de patronen van afhankelijkheid en autonomieverlies (zich redden en inbedden) slechts gedeeltelijk overlappen met de structurele verdelingen binnen de bestudeerde milieus. Samen met nieuwe vormen van proletarisering, kwamen zowel nieuwe vormen van collectieve weerstand op (bv. vernieuwing van vakbonden), als actieve individuele en familiale aanpassingen (bv. familiaal ondernemerschap en migratie naar het buitenland), en dit zowel in de kern (geschoold, beter betaald, mannelijk) als in de periferie (lager geschoold, slecht betaald, ouder, vrouwelijk). Het belangrijkste gevolg van de biografische transities in de levensstrategieën is de ontwikkeling van gehybridiseerde manieren van omgaan met sociale verandering, waarin culturele motieven verweven waren met een morele ethos en met een marktdiscours van postcommunistische transformatie. Hybridisering omvat de ritualisering en fragmentering van ethos, wanneer veranderingen in een handelingscontext ervaren worden als geconditioneerd door oncontroleerbare krachten, of het hercombineren of herontdekken van ethos, wanneer er een co-determinatie is van individuele en collectieve inspanningen om structurele beperkingen te overstijgen. Hoewel het effect van ethos en van middelen op levensstrategieën niet deterministisch is, toch kan individuele reflexiviteit alleen op lange termijn de biografische autonomie niet waarborgen, als zij niet gepaard gaat met het accumuleren van middelen. Tot slot concludeert het onderzoek dat er een tweevoudig cumulatief effect bestaat van de levensstrategieën van arbeiders op de ontwikkeling van het sociaal systeem. Enerzijds zijn er de individuele en collectieve gedragsvormen, die de consolidatie van het kapitalisme in Polen hebben ondersteund. Dit omvat onder meer de steun van een deel van de vakbondsachterban voor markthervormingen, voor investeringen in vaardigheden met marktwaarde, onderwijs en ondernemerschap na de reguliere werkuren. Anderzijds ondervindt de radicale strategie van marktveranderingen geleidelijk aan tegenkanting die voortkomt uit de bedoelde en onbedoelde gevolgen van levensstrategieën. Tekorten op de arbeidsmarkt, die veroorzaakt worden door massale migratie naar het buitenland, en de eerste tekenen van heropstanding van vakbonden in de privésector, symboliseren een alternatief dat afwijkt van een verdere individuele terugtrekking, en het verder uitbouwen van een meer inclusieve, sociaal gecontroleerde markteconomie in Silezië en Polen. Dit onderzoek draagt bij aan het theoretisch debat in drie verschillende onderzoeksdomeinen. Ten eerste worden er nieuwe inzichten aangereikt in de sociologie van het postsocialisme door bij te dragen aan eerdere observaties van Gardawski (1997), Meardi (2000), Ost (2005) en Dunn (2008), die suggereerden dat de identiteiten en levensstrategieën van Poolse arbeiders beter voorgesteld worden als een vorm van onderhandelde agency, dan als vormen van passiviteit en slachtofferschap. Ten tweede verrijkt het de debatten binnen het domein van het arbeidersklasseonderzoek door de notie van het gehybridiseerde agency van de zwakken als een analytisch instrument te introduceren voor de exploratie van gedragpatronen die neerkomen op het onderhandelen van de vrijheidsgraden van ondergepriviligieerde leden van kapitalistische samenlevingen. Ten derde wordt er licht geworpen op de discussie over de hybridisering van ethos en reflexiviteit door de rol van middelen in het maken van postreflexieve keuzes (Adams, 2006) te benadrukken, en door de concepten van contextuele continuïteit en contextuele discontinuïteit, ontwikkeld door Archer (2003), aan te wenden om de omstandigheden waarin gehybridiseerde levensstrategieën voorkomen, te verduidelijken.