Download PDF

Activeringspraktijken in de sociale economie: Een casestudie bij buurt- en nabijheidsdiensten

Publication date: 2008-12-17

Author:

Mathijssen, Carmen
Wildemeersch, Danny

Abstract:

Activeringspraktijken in de Sociale Economie: Een casestudie bij buurt- en nabijheidsdienstenIn het eerste hoofdstuk introduceer ik een pedagogisch perspectief op hedendaagse activering vanuit een onderzoek naar werkloze jongeren en sociale uitsluiting in Europa. Het theoretische spanningsveld tussen restrictieve en reflexieve activering dat Weil, Wildemeersch & Jansen (2005) bloot legden, laat toe om onderzoeksdoelstellingen en onderzoeksvragen af te leiden. In het tweede hoofdstuk wordt de nogal eigenzinnige sociaal constructionistische methodologie van dit casestudie-onderzoek uit de doeken gedaan.Het derde hoofdstuk begint met een beperkte beschrijving van activering sinds de 17de eeuw. Dan beschrijf ik hoe het dominante restrictieve activeringsdiscours van de Europese Unie gereproduceerd wordt in het Belgische en Vlaamse beleid inzake tewerkstelling, sociale economie en buurt- en nabijheidsdiensten. Het verhogen van de arbeidsmarktparticipatie door het creëren van werkgelegenheid voor kansengroepen is hét speerpunt van het Belgische en Vlaamse beleid. Dit blijkt nochtans geen ‘neutraal’ discours te zijn. De individuele deficiënties van werklozen en mensen in armoede worden geaccentueerd. Zo worden structurele uitsluitingsmechanismen niet geproblematiseerd.In het vierde hoofdstuk presenteer ik de zes bestudeerde buurt- en nabijheidsdiensten in de Westhoek. Buurt- en nabijheidsdiensten willen lokaal diensten leveren met het oog op het verbeteren van de leefbaarheid van kansarme buurten en de sociale cohesie. Ze maken zich sterk dat ze uitgaan van een continu participatieproces waarbij diverse belanghebbenden betrokken zijn. Mede door de participatieve manier van werken nemen ze gevarieerde vormen aan. Buurt- en nabijheidsdiensten profileren zich niet louter als een voorbereiding op en doorstroom naar de arbeidsmarkt, maar willen hier ook een concreet alternatief voor zijn. Vertrekkend van de drie functies die ze nastreven, namelijk tewerkstelling, participatie en dienstverlening presenteer ik de spanningsvelden die naar boven kwamen. Wat tewerkstelling betreft, werd er een spanning geobserveerd tussen een discours van employability en een ‘bredere’ reflexieve opvatting van werk en participatie (met aandacht voor andere vormen van sociaal engagement en democratisch burgerschap). Met betrekking tot de functie participatie was er een spanning tussen enerzijds instrumentele participatie en anderzijds participatie als doel op zich in het kader van democratisch burgerschap. Bovendien dreigt participatie in zijn geheel op de achtergrond te geraken sinds de invoering van het decreet Lokale Diensteneconomie. Tenslotte bleek bij de functie dienstverlening een spanning te bestaan tussen de nagestreefde nabijheid en de druk naar meer efficiëntie, of het leveren van meer diensten in minder tijd.In het vijfde hoofdstuk beschrijf ik hoe het structureel financiële kader of klaverbladfinanciering voor de buurt- en nabijheidsdiensten ontwikkelde. Bij de overgang van het Experimentenfonds naar deze nieuwe vorm van financiering ontstonden meerdere knelpunten. De onderhandelingen rond het decreet Lokale Diensteneconomie ging gepaard met een afwending van de oorspronkelijke doelstellingen van de buurt- en nabijheidsdiensten ten voordele van de creatie van tewerkstelling en doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt. Hier komt naar voren hoe de buurt- en nabijheidsdiensten doorheen hun heroriëntering tot lokale diensteneconomie meer de klemtoon (moeten) leggen op tewerkstelling en dienstverlening, terwijl hun participatieve manier van werken naar de achtergrond verdwijnt.In het zesde hoofdstuk beschrijf ik de koepel van buurt- en nabijheidsdiensten, die de belangen van de buurt- en nabijheidsdiensten wil verdedigen door als gesprekspartner met de Vlaamse overheid te fungeren. Het blijkt dat deze koepel meer neigt naar de restrictieve activeringskant dan de kleine selectie onderzochte buurt- en nabijheidsdiensten. Dit moet ik echter meteen nuanceren door ook te rapporteren over de werkgroep kansengroepen en de werkgroep buurtontwikkelingsdiensten waar de reflexieve activering dan weer de bovenhand haalde. Net als de individuele buurt- en nabijheidsdiensten blijkt ook de koepel een delicate evenwichtsoefening uit te voeren tussen beide polen van het spanningsveld. In de context van managerialism en efficiëntiedenken toont de ontwikkeling van de buurt- en nabijheidsdiensten en hun koepelorganisatie hoe moeilijk het is om ruimte te maken voor een reflexief activeringsalternatief.In het zevende hoofdstuk ga ik dieper in op de begeleidershouding van de betrokken praktijkwerkers. Ondanks de moeilijke en onzekere situatie blijven deze praktijkwerkers creatief zoeken naar mogelijkheden om vorm te geven aan de oorspronkelijke reflexieve ambities van de buurt- en nabijheidsdiensten. Dit leerproces probeer ik te duiden als een proces van ‘leren als verantwoording’ (geïnspireerd op Biesta en Levinas). Zo voeg ik een ethische dimensie toe aan de zich ontwikkelende theorie omtrent een meer reflexieve begeleidershouding (Weil, Wildemeersch & Jansen, 2005).