Download PDF

De Witte Raaf

Publication date: 2019-05-15
Volume: 199
Publisher: DWR - TWR vzw

Author:

De Winter, Stefanie

Abstract:

Transparantie vormt één van de belangrijkste redenen waarom Frank Stella er in 1963 voor opteerde om DayGlo verven te incorporeren in zijn schilderkunst. Bij het bekijken van reproducties van deze schilderijen verdwijnt deze materiële eigenschap. Wanneer we de literatuur raadplegen is het opvallend dat een correcte lezing van deze werken vaak geheel achterwegen blijft. Nu, meer dan 50 jaar later, zijn de transparante fluorescerende verflagen vage overblijfselen van wat ze ooit geweest zijn. Met deze tekst wil ik ingaan op de rol van de transparante verfhuid in Stella’s fluorescerende reeksen. Om te beginnen, zal ik de algemene context schetsen waarin hij deze keuze maakt. Stella was één van de eerste, bekende kunstenaars die begin jaren 60 bewust industrieel ogende, niet-kunstenaarsmaterialen incorporeerde in zijn kunst, omdat die enkel naar zichzelf verwijzen. De transparante eigenschap van fluorescerende verven, die door veel kunstenaars als nadelig werd ervaren omdat dit de verven onmengbaar maakte, versterkte bij Stella net zijn concept van het zelfreferetiële. Daarbij vond hij DayGlo verven bijdragen aan de doorzichtbaarheid van het canvas. Beide karakteristieken, zowel het zelfreferentiële karakter als de zichtbaarheid van het doek, droegen bij aan zijn moderistisch concept waarmee hij het schilderij wou uitpuren tot een vlak, visueel object dat vrij hoorde te zijn van enige vorm van illusie. Na de positionering van Day-Glo verven in Stella’s oeuvre, zal ik de dualiteit van de perceptie van deze lumineuze verflagen bespreken en hoe dit er toe bijdroeg zijn concept van anti-illusionistische schilderkunst te herzien. Naar zichzelf verwijzende DayGlo verven vormden niet enkel een transparante verflaag, ze creëerden ook typische visuele effecten. Bij de observatie van deze schilderijen werden vaak vibratie- en diepte effecten ervaren. Deze optische illusies voldeden niet aan zijn modernistisch ideaal, waardoor hij genoodzaakt werd zijn conceptuele benadering bij te stellen. Vanaf dat moment categoriseerden critici en Stella deze optische effecten dan ook onder “abstract illusionisme”. Deze abstracte illusies zijn, volgens hem, intrinsiek gebonden aan de specifieke materialiteit van het schilderij, waardoor de vlakheid ervan nog steeds wordt benadrukt. In de literatuur blijft het vaak beperkt tot (theoretische) claims van de kunstenaar en enkele critici. Het is dan ook de vraag hoe het publiek deze werken ervaart. Tot slot zal ik daarom eindigen met enkele inzichten uit studies die ik samen met perceptie-psychologen organiseerde rond de Day-Glo werken van Stella. Daarbij onderzochten we hoe een toeschouwer deze werken ervaart en of ze eerst bewust werden van het platte, transparante, verfoppervlak of dat ze net diepte ervaren door deze sterk contrasterende kleuren.