Download PDF

Ervaring in tijden van deskundigheid

Publication date: 2007-01-24
Publisher: Katholieke Universiteit Leuven Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Author:

Suijs, Stijn
Masschelein, Jan

Abstract:

“Een ervaringsdeskundige in armoede is een persoon die armoede heeft ervaren, deze ervaring heeft verruimd en via een opleiding houdingen, vaardigheden en methoden kreeg aangereikt om de verruimde armoede-ervaring deskundig aan te wenden in één of meerdere sectoren van de armoedebestrijding. ” (Vlaams decreet Armoedebestrijding 2003) In 2003 deelde de toenmalige Vlaamse minister van Welzijn de eerste certificaten uit aan trotse cursisten die zich vanaf dat moment “ervaringsdeskundige” mochten noemen, voluit ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting. Tussen de wereld van de armen en de wereld van de armoedebestrijders gaapt een diepe kloof, beweren de pleitbezorgers van het nieuwe beroep. Ervaringsdeskundigen, is het beeld, herstellen het contact tussen beide oevers. Vanuit hun ervaring zijn het bewoners van de wereld van armoede. Maar na een vierjarige opleiding komen ze met één been op de andere oever te staan. Ze worden minstens gedeeltelijk bevrijd van hun (materiële en psychologische) armoedeketens en krijgen een beeld op het werkveld waarin ze later worden ingezet. Doorheen de opleiding en doorheen de introductie van deze nieuwe beroepsgroep krijgen de begrippen ‘ervaring’ en ‘deskundigheid’ specifieke gedaantes. Langs de structurele breuklijnen in de samenleving, zo suggereert het beeld van de kloof, ontstaan afgesloten, coherente en homogene werelden die onze ervaring bepalen. De ‘ervaring’ heeft weliswaar diepe wortels in een verleden, maar blijft statisch doorwerken in het heden. ‘Ervaring’ in deze betekenis is een essentialistische notie van werelden van Verschil. Hedendaagse academische analyses van cultuur en identiteit in de postmoderne samenleving hanteren een contrasterend beeld waarin de kloof wordt vervangen door ambigue grensgebieden. In de wisselwerking tussen globalisering en individualisering ontwikkelen we meervoudige identiteiten, zo wordt beweerd, waarin we ons voortdurend aanpassen aan wisselende sociale omgevingen. De hybriditeit zit in elk van ons, maar ze wordt uitvergroot in de positie van grensfiguren die manoeuvreren tussen de verschillende culturele oevers. Zijn ervaringsdeskundigen grensfiguren? En wat vertelt hun ‘ervaring’ dan over onszelf? Ervaringen op zich volstaan niet om zichzelf ervaringsdeskundige te noemen. Ze moeten niet alleen “verwerkt”, maar ook “verruimd” worden. In de verwerving van die specifieke deskundigheid staat, doorheen een aantal vormen van (zelf)disciplinering de verwerking van het eigen levensverhaal centraal. Die (zelfreflectie op de wortels van de eigen “innerlijke” armoede wordt door de organisatoren van de opleiding een vorm van “persoonlijke armoedebestrijding” genoemd. Bevrijdt dat proces ons van sociale uitsluiting? Of gaat het in een Foucauldiaanse lezing eerder over nieuwe vormen van bestuurlijkheid? Afgestuurde ervaringsdeskundigen zelf situeren hun deskundigheid in het hernemen van dit bevrijdingsproces op kleine schaal.“We stellen vragen waardoor de armen bij zichzelf op zoek gaan, zodat ze op die manier terug beginnen te geloven in hun eigen krachten. ’’ Hun collega’s en leidinggevenden verwachten een andere deskundigheid. Ze rekenen op een “culturele tolk” die hen (terug) toegang geeft tot de andere oever. Ik hoop die positie te kunnen verduidelijken aan de hand van de exploratie van de impasses die opduiken in de etnografische onderzoekstraditie. Ook de etnograaf balanceert immers tussen verschillende ervaringen: de eigen (biografische) ervaring, de onderdompeling in een “vreemde” cultuurgroep én de mededeling van die ervaringen aan derden. De legitimiteit van die deskundigheid wordt in de etnografische kringen sinds het “writing culture” debat nochtans stevig onder vuur genomen. Zijn ervaringsdeskundigen beter geplaatst dan kritische etnografen om “voice” te geven aan minderheidsgroepen? Of staan ook hun pogingen onder de verdenking nieuwe vormen van toezicht te introduceren? Zijn er redenen om aan te nemen dat ervaringsdeskundigen, in hun pogingen tot reflexiviteit over de eigen positie, wél ontsnappen aan de representatiecrisis? En wat vertelt de interesse van armoedebestrijders in “authentieke” verhalen over de “ander” eigenlijk over henzelf? Mijn project is geen empirisch onderzoek in de traditionele betekenis van het woord. In de prille traditie van de empirische filosofie is het wel de bedoeling empirische data te gebruiken als ruwe bron voor een eerder filosofische-pedagogische analyse. Ik gebruik de interviews die ik afnam in een onderzoek naar eerste werkervaringen van ervaringsdeskundigen en mijn participerende observatie in de opleiding. Sinds september 2005 ben ik cursist. Als bewoner van de andere oever krijg ik waarschijnlijk geen certificaat op het einde van de rit. Maar zal mijn ‘ervaring’ en/of ‘deskundigheid’ een andere zijn?