Tijdschrift voor Voeding en Diëtetiek
Author:
Keywords:
hart- en vaatziekten, vetten
Abstract:
Het onderzoek naar de relatie vetten en hart- en vaatziekten kende een eerste hoogtepunt in de jaren 70 van de vorige eeuw. Op basis van de toenmalige kennis over vetten en hart- en vaatziekten werd aanbevolen om de hoeveelheid totaal vet, en verzadigd vet in het bijzonder, te beperken. De hypothese was dat een vetrijke voeding en meer bepaald een voeding rijk aan verzadigde vetzuren en cholesterol het LDL doet toenemen en dat deze stijging leidt tot een verhoogd risico op hart- en vaatziekten (7, 14). De aanbeveling om de hoeveelheid vet in de voeding te beperken tot max. 30 E% en verzadigde vetten tot max. 10 E% stamt uit deze periode. De cholesterolinname diende zoveel mogelijk beperkt te worden. Sindsdien zijn er tal van onderzoeken uitgevoerd om het effect van deze maatregel te evalueren en is de kennis over het ontstaansmechanisme van hart- en vaatziekten toegenomen. Hieruit blijkt dat een vetbeperking niet het gewenste effect heeft met betrekking tot overgewicht, obesitas (16), hart- en vaatziekten (14) en kanker (6, 7). Bovendien is duidelijk geworden dat voeding via verschillende mechanismen het risico op hart- en vaatziekten verhoogt en we ons niet kunnen beperken tot het effect op de cholesterolemie. Recent stellen een aantal wetenschappers dat niet enkel een vetbeperking irrelevant is in de strijd tegen hart- en vaatziekten maar dat verzadigde vetten jarenlang onterecht beschouwd werden als zondebok. Op basis van prospectieve cohortstudies besluiten zij dat er geen aanwijzingen zijn dat alle verzadigde vetten het risico op hart- en vaatziekten verhogen (7, 14). De doelstelling van dit artikel is om de, soms tegenstrijdige, gegevens op een rijtje te zetten en na te gaan hoe verschillende nationale en internationale organisaties en landen hiermee omgaan en al dan niet vertalen in voedingsrichtlijnen.