Download PDF

Opkomst van de polymeerchemie met industriële toepassingen, Date: 2012/10/26 - 2012/10/26

Publication date: 2012-10-26

Author:

Jooken, Etienne

Keywords:

polymeerchmie, geschiedenis, cellulose, rubber

Abstract:

In de geschiedenis van elke wetenschap is er een fase die we kunnen omschrijven als “proto-wetenschap”: hierbij kunnen er op reproduceerbare manier experimenten worden gedaan, maar, omdat de noodzakelijke theoretische onderbouw ontbreekt zijn de successen louter toevallig. In de polymeerchemie duurde deze fase van de 16de eeuw tot ca. 1920. Tijdens deze periode kunnen we twee belangrijke ontwikkelingslijnen volgen. Allereerst is er de ontwikkeling van rubber. Toen natuurrubber voor de eerste keer beschreven werd in de 16de eeuw, waren wetenschappers sterk geïntrigeerd door de grote elasticiteit, een eigenschap die toen ongekend was in de westerse wereld. Toch duurde het nog tot de 18de eeuw voor er een ernstige wetenschappelijke studie begon over rubber en zijn eigenschappen. In de 19de eeuw werden dan de eerste praktische toepassingen ontwikkeld. Deze successen leidden tot pogingen om synthetisch rubber te ontwikkelen. Hierbij mag de bijdrage van E.H. Nieuwland niet onvermeld blijven. In samenwerking met DuPont werd het eerste synthetisch rubber, neopreen, industrieel geproduceerd. Een tweede ontwikkelingslijn in de polymeerchemie is die van cellulose. Dit verhaal begint met Schönbein die per toeval nitrocellulose (eigenlijk: cellulosenitraat) synthetiseerde. Hoewel dit eigenlijk een springstof is, werd het toch verder ontwikkeld als (semi)kunststof, via het parkesine van Parkes en het meer bekende celluloid van Hyatt. Vanaf de jaren 20 van de 20ste eeuw, begon Staudinger in Duitsland en Carothers in de Verenigde Staten de traditionele concepten aan te vallen. Hierin werden polymeren beschouwd als een soort colloïden. Voornamelijk op basis van experimenten met polystyreen en natuurrubber, kwam Staudinger op het concept van “macromolecule”, voor het eerst gebruikt in 1922. Carothers kwam tot dezelfde conclusie op basis van polymerisatie van diolen en dicarbonzuren tot polyesters. De polymeerchemie bereikte dan zijn volle maturiteit met Flory (Verenigde Staten) over fysicochemische studies van polymeeroplossingen. Ziegler (Duitsland) en Natta (Italië) kunnen met recht de “vaders” van de coördinatiepolymerisatie genoemd worden. Er worden ook enkele beschouwingen gewijd aan Prof. Smets, die de polymeerchemie in Vlaanderen introduceerde. Het gebied van de polymeerchemie werd geëerd met 4 Nobelprijzen: Staudinger (1953) ; Ziegler en Natta (1963) en Flory (1974).