Download PDF

Raadsels in het duister: Een studie van de cartesiaanse ideeën en hun belang voor eenheid en dualisme in Descartes' theorie van de geest

Publication date: 2010-11-23

Author:

Debrier, Nico
Breeur, Roland

Abstract:

Descartes is voornamelijk bekend voor zijn substantiedualisme: de stelling die zegt dat de mens bestaat uit zowel een lichaam als een ziel. Deze stelling gaat echter voorbij aan de sterke samenhang die Descartes steeds veronderstelt tussen de geest en het lichaam. Deze vereniging of union is voor Descartes even belangrijk als dualisme. Voor Descartes is deze vereniging trouwens meer dan een louter fenomenologisch samengaan, men kan zelfs van een metafysische band spreken.Centraal voor Descartes’ mensbeeld en voor zijn visie op union en dualisme is zijn visie op de ideeën. Zowel Descartes’ scholastieke voorgangers als sommige van zijn tijdgenoten (waaronder Malebranche) beschouwden ideeën als zuiver rationele concepten met vaak een beperkte realiteit. Zintuiglijke waarnemingen kunnen voor hen dan ook niet bij de ideeën gerekend worden en op die manier ontstaat er dan een welomlijnd onderscheid tussen de geest en het lichaam. Zulk een onderscheid (gebaseerd op de rationaliteit van het concept ‘idee’) weerspiegelt voor Descartes niet de werkelijke menselijke toestand. Volgens Descartes bestaan er verschillende types van ideeën die echter allen acten van het denken zijn. Maar ideeën zijn niet slechts acten van het denken, ze verwijzen eveneens naar essenties die niet slechts een nominale waarde hebben, maar die een eeuwig en noodzakelijk bestaan hebben als uiteindelijke objecten van kennis. Ook ideeën die van buiten mezelf komen en die voornamelijk samenvallen met wat Malebranche ‘zintuiglijke waarnemingen’ noemde, zijn wel degelijk ideeën. In eerste instantie is het dit type van ideeën dat voor Descartes duidelijk maakt dat ideeën niet zuiver rationeel zijn, maar dat ze nauw betrokken zijn op de menselijke lichamelijkheid. Uiteindelijk zal dit in grote mate blijken te gelden voor Descartes’ drie verschillende types van ideeën. Elk menselijk idee heeft (als vorm van denken) nood aan een menselijke belichaming. Dit wil zeggen dat een mens geen idee kan beleven zonder zijn specifieke fysionomie. Daarenboven lijkt deze menselijke fysionomie in sommige gevallen zelfs voldoende te zijn: niet alleen is ze dan een fysisch noodzakelijke voorwaarde voor de menselijke ideeën, het definieert ze dan ook. Het is nochtans typisch voor menselijke ideeën dat ze in de meeste gevallen ook ‘waargenomen’ worden; ze worden met andere woorden bewust. In elk geval is het duidelijk dat Descartes met betrekking tot ideeën niet slechts op het klassieke pad blijft van objectieve en formele realiteit, maar dat hij eveneens hun fysionomie beschouwt die hem tot een concept van ideeën brengt dat niet enkel in zichzelf dualistisch van aard is, maar dat tevens aantoont dat geest en lichaam bij de mens nauwer op elkaar betrokken zijn dan zijn voorgangers en tijdgenoten voor mogelijk achtten.Behalve voor zulk een eenheidsgerichte visie is er in de werken van Descartes weldegelijk nog plaats voor dualisme. Immers, zoals aangegeven is het voor de mens typisch dat hij zich bewust is van zijn ideeën. Dit bewustzijn is voor Descartes nooit materialistisch; er bestaat voor hem weldegelijk een ziel die onafhankelijk is van het lichaam. Deze ziel heeft zijn eigen welomschreven taken die blijkbaar neerkomen op een zekere vorm van ‘begrijpen’. We zagen dat serieuze historische materialistische projecten (Gassendi en Lamettrie) uiteindelijk meer aannamen dan dat ze bewezen. In zijn werken argumenteert Descartes duidelijk voor een ziel, wat er op wijst dat voor hem de union meer vanzelfsprekend is dan het dualisme.Om de thesis af te sluiten hebben we benadrukt dat Descartes de ontwikkeling van de computer en dan vooral van de Artificiële Intelligentie zou hebben kunnen appreciëren als de ultieme poging om denken materieel te maken of om denken materieel te omschrijven. We argumenteren dat Descartes’ beschrijving van het menselijke lichaam overeenkomt met een fysische realisatie van een Turing Machine. Een deel van de problemen die vandaag beschreven worden met betrekking tot de constructie van echte Artificieel Intelligente systemen, lijkt gekoppeld te kunnen worden aan de problemen die Descartes omschreef met betrekking tot het bestaan van machines die de eigenschap van denken of ‘begrijpen’ niet bezitten.