Between Rome and Jerusalem. Herod the Great and His Sons in Their Struggle for Recognition: A Chronological Investigation of the Period 40 BC-39 AD, with a Time Setting of New Testament Events
Author:
Abstract:
Tussen Rome en Jeruzalem Herodes de Grote en zijn zonen op zoek naar erkenning Een chronologisch onderzoek van de periode 40 v.C.-39 n.C.Met een herdatering van gebeurtenissen uit het Nieuwe Testament InleidingOnderwerp van de dissertatieDeze dissertatie onderzoekt de geschiedenis van Palestina onder Herodes de Grote en zijn zonen (40 v.C.-39 n.C.). Hun regering was cruciaal, zowel op politiek, cultureel, als op religieus gebied. Gebeurtenissen uit het Nieuwe Testament, vanaf de geboorte van Johannes de Doper tot en met Paulus gevangenschap in Rome, worden eveneens bestudeerd. Indien ze verband houden met de periode 40 v.C.-39 n.C., komen ook gebeurtenissen uit de tijd van de Hasmoneeën (165-40 v.C.) of uit die van Agrippa I (37-44 n.C.) en Agrippa II (48-93 n.C.) ter sprake. De geografische horizon wordt af en toe verruimd tot de rest van de Mediterrane wereld, aangezien de Herodiaanse dynastie vele internationale contacten onderhield. Doelstellingen van de dissertatieHet onderzoek hanteert een chronologische benadering. Doorgaans baseert men zich op de chronologie van Schürer (eerste editie 1886-1890) en Otto (1913). In de voorbije eeuw werden echter veel nieuwe bronnen ontdekt. Alhoewel Schürers laatste editie (1973-1987) dit materiaal vaak vermeldt (Ottos werk werd nooit herzien), kwamen de uitgevers niet tot een aanpassing van het oorspronkelijk chronologisch schema, dat, in al zijn degelijkheid, meermaals ten onrechte uitgaat van fouten in de antieke bronnen. Verschillende wetenschappers (bijv. Hoehner, Kokkinos en Schalit) hebben geprobeerd een aantal van die chronologische knelpunten op te lossen, doch hun voorstellen blijken niet altijd adequaat. Nog steeds ontbreekt een globale chronologische herziening voor Herodes de Grote en zijn zonen. Aangezien de datering van gebeurtenissen uit het Nieuwe Testament hoofdzakelijk berust op de Herodiaanse chronologie, bestaat er evenmin een consensus op dit terrein. Een nieuwe of meer verfijnde chronologie is dan ook een basisdoelstelling van dit werk.Een veranderd tijdsschema kan gebeurtenissen in een gewijzigde historische context plaatsen en zo een beter inzicht verschaffen in hun onderlinge samenhang. Gezien de Herodianen Romeinse kliënten waren en zich internationaal engageerden, heeft het onderzoek zijn repercussies op onze kennis van zowel de Joodse als de Romeinse geschiedenis, alsook op die van Romeinse provincies en vorstendommen, met name Syrië en Nabatea. Tevens werden de Herodianen geconfronteerd met Hasmoneese nakomelingen. De wisselwerking tussen de Joodse en de Romeinse wereld is een belangrijk thema van dit werk.Tenslotte is het de bedoeling een bescheiden bijdrage te leveren tot de studie van Flavius Josephus (37-100 n.C.), de hoofdbron voor dit onderzoek. Analyse van chronologische gegevens in zijn werk verduidelijkt de structuur ervan en de graad van zijn historische betrouwbaarheid. Bronnen voor de dissertatieDe bronnen zijn zeer verscheiden en hebben diverse culturele achtergronden: Westers-Oosters, heidens-joods-christelijk, Grieks-Latijns-Semitisch. Meestal wordt verwezen naar antieke geschiedschrijvers als Dio Cassius, Josephus, Livius, Plutarchus, Suetonius of Tacitus, maar ook joodse en christelijke bronnen de bijbel, de pseudepigrafen, de apocriefen, de vroege kerkvaders, de Misjna, de Tosefta, de Jeruzalemse Talmoed en de Babylonische Talmoed worden geciteerd. Opgravingen in Palestina hebben veel papyri, perkamenten, inscripties, munten en beeltenissen opgeleverd. Epigrafie en numismatiek van de omliggende Mediterrane gebieden bieden aanvullend materiaal. Na een uiteenzetting over antieke tijdrekening (met een herdatering van Nabateese koningen), begint de eigenlijke analyse. Gezien de chronologische benadering worden de resultaten aangeboden in chronologische volgorde, gespreid over drie delen: (1) de bloeiperiode van Herodes macht, (2) de opvolging van Herodes de Grote, en (3) gebeurtenissen uit het Nieuwe Testament. Deel I: De bloeiperiode van Herodes macht Hoofdstuk 1: De consolidatie van Herodes machtOmdat Josephus tal van gebeurtenissen volgens de regeringsjaren van Herodes dateert, dient het aanvangspunt ervan nauwkeurig te worden bepaald. Herodes regeerde officieel vanaf zijn aanstelling te Rome, maar feitelijk vanaf de inname van Jeruzalem, toen hij zijn Hasmoneese rivaal Antigonus versloeg. Men situeert de aanstelling gewoonlijk tegen het einde van 40 v.C. en het beleg van Jeruzalem van februari tot juli of van april tot oktober 37 v.C. Wij situeren de aanstelling op 18 november 40 v.C. en het beleg van 10 Tishri (5 oktober) 37 v.C. tot 13 Adar (5 maart) 36 v.C. Omdat Josephus Herodes inname aan die van Pompeius zevenentwintig jaar voordien relateert, wordt hier eveneens deze laatste bestudeerd: Pompeius belegerde Jeruzalem van december 64 tot 13 Adar (5 maart) 63 v.C. (en niet, zoals gebruikelijk wordt voorgesteld, van juli tot oktober of van de lente tot juli/augustus 63 v.C.). Pompeius benoemde Hyrcanus II tot hogepriester van Judea op 6 maart 63 v.C., ten gevolge waarvan Augustus naderhand zijn eigen pontificaat op 6 maart 12 v.C. liet aanvangen.Meestal sluit men een jaartelling vanaf Herodes aanstelling te Rome uit en houdt men enkel rekening met een telling vanaf Jeruzalems inname, en dit volgens het Nisan non-accession year system, vertrekkend vanaf Nisan (maart/april) 37 v.C., het Joodse lentenieuwjaar voorafgaand aan een verovering gesitueerd in 37 v.C. Onze veronderstelling is dat Herodes jaren zowel van de aanstelling als van de inname werden gerekend, en dit volgens het accession day system, een telling vanaf de werkelijke dag, d.w.z. een telling vanaf 18 november 40 v.C. of vanaf 5 maart 36 v.C. Hoofdstuk 2: Gebeurtenissen gedateerd volgens een regeringsjaar van HerodesNaast 18 november 40 v.C. (Herodes aanstelling) en 5 maart 36 v.C. (de inname van Jeruzalem), start een derde telling op het einde van 30 v.C. (de uitbreiding van Herodes macht door Augustus). De drie aanvangspunten moeten in rekening worden genomen bij de conversie van Herodes geattesteerde regeringsjaren om tot een nauwkeurige historische situering te komen. Een telling vanaf 18 november 40 v.C. geldt voor het beleg van Jeruzalem in Herodes derde jaar (18 november 38/37 v.C.), voor de stichting van Samaria-Sebaste en de hongersnood in Herodes dertiende jaar (18 november 28/27 v.C.), en voor het werk aan de zuilengangen van de tempel in Herodes vijftiende jaar (18 november 26/25 v.C., met een inwijding acht jaar later op 18 november 18 v.C.). Een telling vanaf 5 maart 36 v.C. betreft de aardbeving in Herodes zevende jaar (5 maart 30/29 v.C.), Augustus bezoek aan Syrië in Herodes zeventiende jaar (5 maart 20/19 v.C.), het werk aan het tempelgebouw in Herodes achttiende jaar (5 maart 19/18 v.C., voltooid in één jaar en vijf maanden: Pinksteren 19 v.C.-18 november 18 v.C.), en Caesareas voltooiing in Herodes achtentwintigste jaar (5 maart 9/8 v.C.). Een telling vanaf het einde van 30 v.C. verschijnt bij Augustus bezoek aan Syrië in het tiende jaar (eind 21/20 v.C.) en bij Caesareas constructie in het tiende jaar (eind 21/20 v.C., ingewijd twaalf jaar later op 5 maart 8 v.C.). Gezien men Herodes regeringsjaren gewoonlijk vanaf Nisan 37 v.C. converteert, bekomen we telkens een andere datum dan voorheen werd voorgesteld. De nieuwe conversies plaatsen de gebeurtenissen in een context die beter past dan de traditionele situering. Hoofdstuk 3: Gebeurtenissen niet gedateerd volgens een jaaraanduidingGebeurtenissen die Josephus niet expliciet dateert, kunnen in de tijd worden getraceerd dankzij een connectie met absoluut gedateerde evenementen (hetzij via Romeinse hetzij via Joodse geschiedenis). Twee periodes kunnen worden onderscheiden. De eerste periode (37-25 v.C.) omvat de jaren tussen Herodes huwelijken met respectievelijk Mariamme I en Mariamme II en betreft hoofdzakelijk conflicten met zijn schoonfamilie. De tweede periode (17-8 v.C.) begint bij de terugkeer van Alexander en Aristobulus IV uit Rome, duurt tot hun executie en omvat vooral problemen met Herodes kinderen. Herdatering biedt opnieuw een betere historische situering dan de context die de gebruikelijke data impliceren. Hoofdstuk 4: BesluitHet besluit van het eerste deel vergelijkt de conventionele en de nieuw voorgestelde data, met een overzicht van de antieke bronnen die de herziene chronologie verantwoorden en een samenvatting van de verworven interpretaties voor bronnen buiten Josephus. Het behandelt vervolgens de structuur van Josephus Bellum Judaicum en Antiquitates Judaicae, evalueert Josephus historische betrouwbaarheid en geeft mogelijke bronnen van Josephus aan. Deel II: De opvolging van Herodes de Grote Hoofdstuk 1: De gebeurtenissen van 5-2 v.C.Op basis van Josephus dateert men Herodes dood soms einde 5 v.C., meestal echter in de vroege lente van 4 v.C. Josephus rekent inderdaad de jaren van Herodes zonen vanaf 5/4 v.C. Anderzijds sluiten bepaalde gegevens in Josephus uit dat Herodes reeds stierf in 5/4 v.C. Soms situeert men zijn dood in 1 v.C. en schrijft men de vroegere start van de regeringen van zijn zonen toe aan co-heerschappij, maar bewijzen ontbreken. Wij stellen dat Herodes een pater-patriae-era (5 februari 2 v.C.) invoerde, die in gebruik bleef onder zijn zonen: Herodes stierf na 2 v.C., terwijl de jaartelling van zijn zonen in 2 v.C. startte. Epigrafisch en numismatisch materiaal ondersteunen de hypothese. De era impliceert dat de munten van het jaar 43 (5 februari 41/42 n.C.) niet aan Herodes zoon Antipas (verbannen in 39 n.C.), maar aan zijn kleinzoon Agrippa I toebehoren. Hoofdstuk 2: De gebeurtenissen van 1 v.C.-1 n.C.Herodes stierf waarschijnlijk op 9 maart 1 n.C., ongeveer twee maanden na de executie van een groep Joodse opstandelingen bij een maaneclips in de nacht van 29/30 december 1 v.C. De gebeurtenissen omstreeks Herodes dood worden aldus vier jaar later gesitueerd dan doorgaans het geval is. Varus mandaat in Syrië liep derhalve door tot in 1 n.C. en de leemte van 4 v.C.-1 n.C. in de lijst van Syrische gouverneurs verdwijnt. Gaius Caesars campagne tegen Nabatea in 1 n.C. blijkt nu gericht te zijn geweest tegen rovers die de regio plunderden sedert de oorlog die volgde op Herodes dood. Onderzoek omtrent de belastingen die Augustus aan de Samaritanen teruggaf op het einde van die oorlog leidde tot de conclusie dat de Joodse vazalstaat telkens 25% van zijn staatsinkomen aan Rome afdroeg in het jaar volgend op een Sabbatjaar. Julius Caesar stelde deze regeling in en het gebruik bleef in voege totdat het Herodiaanse territorium werd ingelijfd in het Romeinse Rijk. Herodes dood viel klaarblijkelijk kort na een Sabbatjaar. De herfst van 1 v.C. sloot inderdaad een Sabbatjaar af.De hier geformuleerde hypothese wordt bevestigd door de Hemelvaart van Mozes (6.6), die Herodes een regering van vierendertig jaar toekent. Indicaties in de tekst suggereren dat deze jaren vanaf de executie van de Hasmoneese hogepriester Aristobulus III werden geteld. Herodes stierf in de lente van 1 n.C., vierendertig jaar na Aristobulus dood in de lente van 34 v.C. Josephus rekende de vierendertig jaar foutief (en inclusief) vanaf de executie van de Hasmoneese koning en hogepriester Antigonus (verondersteld in 37 v.C.): 37-4 v.C. Hoofdstuk 3: De munten uit het derde jaarHerodes munten zijn ongedateerd (en in Jeruzalem geslagen) behalve de munten uit het derde jaar (in Samaria geslagen). Deze laatste hebben onderzoekers geïntrigeerd en vele conversies werden voor het derde jaar voorgesteld (42-40/39 v.C., 40-38/37 v.C., 31-29/28 v.C., 30-28/27 v.C., 23-21/20 v.C. of 18-16/15 v.C.). Elk van die voorstellen roept echter bezwaren op. Als men het derde jaar volgens de pater-patriae-era converteert, dan komt men tot het jaar 5 februari 1/2 n.C. De munten zouden kort na Herodes dood (9 maart 1 n.C.) zijn uitgegeven, met postume vermelding van Herodes. Herodes zelf had enkel ongedateerde munten. De Romeins-Syrische kenmerken van de munten uit het derde jaar (in tegenstelling tot de Hasmoneese eigenschappen van Herodes ongedateerde munten) suggereren dat de Syrische gouverneur Varus verantwoordelijk was voor de editie. De munten dienden om de Samaritaanse soldaten te bezoldigen die de Romeinen in de oorlog hadden bijgestaan en om de Samaritanen de Romeinse taksen uit te betalen die Augustus hen teruggaf op het einde van die oorlog. Hoofdstuk 4: De regeringen van Herodes zonenDe gewijzigde datum voor Herodes dood beïnvloedt de reconstructie van de regering van zijn zonen Archelaus, Philippus en Antipas: ze kwamen aan de macht in 1 n.C. (i.p.v. in 5/4 v.C.). De conventionele dateringen 6 en 39 n.C. voor respectievelijk Archelaus en Antipas ballingschap werden behouden, maar Philippus dood wordt nu in de zomer van 36 n.C. (i.p.v. in de winter van 33/34 n.C.) gedateerd. Volgens de pater-patriae-era stichtte Antipas Tiberias in 22 n.C. en wijdde Philippus Bethsaida-Julias in januari 33 n.C. (Livias negentigste geboorte- en zeventigste huwelijksverjaardag). De oorlog tussen Antipas en Aretas IV brak uit in 31 n.C. (en niet in 36 n.C.). Aretas IV en Philippus bundelden hun krachten omdat Antipas was gescheiden van Aretas dochter om Herodias, Philippus echtgenote, te huwen. Hoofdstuk 5: BesluitHet besluit van het tweede deel behandelt dezelfde onderwerpen als dat van het eerste: een vergelijking van de conventionele en de nieuw voorgestelde data, een overzicht van de antieke bronnen voor de herziene chronologie, een samenvatting van de verworven interpretaties voor bronnen buiten Josephus, de structuur van Josephus Bellum Judaicum en Antiquitates Judaicae, Josephus historische betrouwbaarheid en mogelijke bronnen van Josephus. Deel III: Gebeurtenissen uit het Nieuwe Testament Hoofdstuk 1: De geboorte van Johannes de Doper en de geboorte van JezusJezus werd zeker geboren vooraleer Herodes de Grote stierf. Volgens de hier vooropgestelde chronologie viel de geboorte vóór 9 maart 1 n.C. (i.p.v. vóór 5/4 v.C.). De volkstelling bij de geboorte van Jezus was de eerste vóór Quirinius census en beduidt de registratie in Herodes kliënteelstaat met het oog op de Romeinse taxatie in het jaar Tishri (september/oktober) 1 v.C./1 n.C. Jezus werd derhalve geboren in de periode Tishri 1 v.C.-9 maart 1 n.C. Lucas 1,26.36 situeert de geboorte van Johannes de Doper zes maanden eerder, in de periode Nisan (maart/april)-september 1 v.C. Hoofdstuk 2: Het optreden van Johannes de Doper en het optreden van JezusJohannes de Doper begon zijn zending na de winter van 28/29 n.C. Jezus werd gedoopt op ongeveer dertigjarige leeftijd in Tishri 29 n.C. Het paasfeest van 30 n.C. viel buiten een Sabbatjaar en zesenveertig jaar (en ongeveer vijf maanden) na Herodes tempelwijding op 18 november 18 v.C. Johannes werd geëxecuteerd in de volgende winter van 30/31 n.C., kort vóór het paasfeest van 31 n.C. Het paasfeest van 32 n.C. ontbreekt in de evangeliën. Jezus werd gekruisigd op vrijdag 14 Nisan (3 april) 33 n.C. Hoofdstuk 3: Het apostolaat van PaulusEen driejarige cyclus kenmerkt Paulus activiteit in Jeruzalem: Paulus bekeerde zich in de winter van 36/37 n.C. (drie jaar na de kruisiging in 33 n.C.), bezocht Jeruzalem voor de eerste keer op het einde van 39 n.C., voor de tweede keer in 42 n.C. (eerste hulpbezoek), voor de derde keer in 45 n.C. (tweede hulpbezoek), voor de vierde keer in de zomer van 48 n.C. (met het oog op het apostelenconcilie), voor de vijfde keer op Pinksteren 51 n.C. (na zijn verschijning vóór Gallio in Korinthe) en voor de zesde keer op Pinksteren 54 n.C. (toen hij werd gevangengenomen). Hoofdstuk 4: BesluitHet besluit van het derde deel vergelijkt de conventionele en de nieuw voorgestelde data en verschaft een overzicht van de passages waarop de herziene chronologie berust. Algemeen besluitHet onderzoek betreffende de Herodiaanse geschiedenis verschaft nieuwe inzichten voor de loopbaan van Pompeius, Antonius, Augustus, Gaius Caesar en Sejanus, voor de chronologie en activiteiten van Syrische legaten, en voor het Nabateese bestuur. Bovendien blijkt Romes greep op kliënteelkoninkrijken groter dan gewoonlijk wordt gedacht: de wetgeving kon enkel met Romes instemming worden aangepast, Rome kon een eed van trouw opleggen, toekomstige kliënteelerfgenamen kregen een standaard Romeinse opvoeding van tien jaar, Rome kon munten slaan in een kliënteelgebied (althans minstens tijdens een interregnum) en de Joodse staat betaalde om de zeven jaar belastingen aan Rome. De Herodianen deden er alles aan om Rome te vriend te houden. Stadsstichtingen, verjaardagsvieringen, bezoeken, invoeringen van kalenders en jaartellingen etc. werden vaak zo georganiseerd dat zij op specifieke ogenblikken vielen met de bedoeling Rome te eren. Tevens wendden de Herodianen gelijkaardige chronologische middelen aan (bijv. data voor feestelijke spelen of waarop een militair treffen werd gepland) om Hasmoneese rivalen te vernederen en om eigen macht te verheerlijken. Van hun kant miskenden Hasmoneese aanhangers Herodes bewind door zijn regering pas vanaf de nederlaag van de laatste Hasmoneese koning (5 maart 36 v.C.) of vanaf de executie van de laatste Hasmoneese hogepriester (de lente van 34 v.C.) te tellen in plaats van vanaf Herodes officiële aanstelling als koning (18 november 40 v.C.). Chronologie was dus geen neutraal gegeven maar stond ten dienste van politiek, propaganda en ideologie.Deze dynamiek komt eveneens tot uiting in de diversiteit van de Herodiaanse tijdrekening. Hellenistisch-Romeinse en Joods-traditionele elementen werden enerzijds aan elkaar gerelateerd (bijv. zonnekalenders werden ingevoerd op de eerste dag van een maanmaand) maar anderzijds met elkaar geconfronteerd: Hellenistisch-Romeinse tijdsaanduidingen met religieuze implicaties werden beperkt tot heidens gebied (vooral nieuw gestichte steden), terwijl louter seculiere aanduidingen overal werden getolereerd. De territoriale differentiatie kenmerkt de Herodiaanse numismatiek. De ongedateerde munten van Herodes en Archelaus werden in Jeruzalem geslagen en vertonen Hasmoneese eigenschappen. De gedateerde munten van Herodes, Philippus en Antipas (volgens de pater-patriae-era, die de Romeinse keizer eerde) behoorden tot heidens gebied (Samaria-Sebaste, Caesarea-Philippi en Tiberias) en dragen Hellenistisch-Romeinse kenmerken. Tevens werden meerdere inzichten verworven voor antieke maan- en zonnekalenders, regeringsjaren en eras.De thesis draagt ook bij tot de studie van de oud-joodse en de vroeg-christelijke traditie. De vasten van Ester werd ingevoerd in de eerste eeuw v.C. om Pompeius en Herodes inname van Jeruzalem op 13 Adar te betreuren. Sedert deze veroveringen was er geen reden meer om Esters overwinning te vieren. Wellicht daarom ontbreken het boek Ester en het Purimfestival (14-15 Adar) te Qumran. De nare gebeurtenissen op 13 Adar verklaren mede het verdwijnen van Nicanors festival (voorheen gevierd op 13 Adar). De eerste christenen hadden oog voor de Sabbatcyclus en voor de heilige getallen drie en zeven. Lucas en Paulus markeerden een driejarige cyclus voor gebeurtenissen uit het Nieuwe Testament. De veertien jaar (tweemaal zeven) in 2 Kor 12,2 en Gal 2,1 situeren de compositie van de Tweede Brief aan de Korinthiërs (en waarschijnlijk die van de Brief aan de Galaten) in het tweede deel van 53 n.C. Herodes tempelwijding op 18 november 18 v.C. werd gerelateerd aan het eerste paasfeest van het openbare leven, aan de inzegening van de basilieken van Sint Petrus en Sint Paulus in Rome, en aan de inzegening van de Neabasiliek in Jeruzalem.De chronologische herziening leidde aldus tot een betere kennis van geschiedenis, politiek, cultuur en religie, die de louter Herodiaanse wereld overstijgt en meerdere wetenschapsdomeinen verrijkt.